Dit is onze eerste filosofieles van het jaar. Eerst spraken we over het
filosoferen zelf.
Hieronder
kunnen jullie enkele van de vele gesprekken lezen. Niet alle leerlingen kwamen
aan bod; zij werden er niet toe verplicht.
Er heerste
een aangename ongedwongen sfeer; dit is alleszins voor herhaling vatbaar! Veel
leesplezier.
C: Niet iedereen is met hetzelfde gelukkig.
H: Het is
ook belangrijk hoe iemand denkt. Als je alles negatief bekijkt, ga je minder
rap gelukkig zijn dan iemand die positief is.
Er zijn mensen die gewoon
gelukkig zijn zonder dat er iets speciaals hoeft te zijn. Mensen die opstaan en
blij zijn dat de dag begint.
R: Gelukkig
zijn is een gevoel; een emotie.
A: Mensen
in armere landen gaan bijvoorbeeld sneller gelukkig zijn. Als zij iets krijgen
wat wij gewoon zijn van te hebben, gaan ze al gelukkig zijn. Frietjes bijvoorbeeld.
M: Chocolade
maakt gelukkig, want daar zitten stoffen in die gelukkig maken (serotonine en
dopamine).
J: Als
je gelukkig bent, maakt je lichaam die zelf aan.
H: Ik denk
dat het ook afhangt van de leeftijd. Kleine kinderen zijn met kleine dingen al
gelukkig.
Ook
hangt het af van persoon tot persoon. Er zijn mensen die veel nodig hebben om
gelukkig te zijn.
Als
je heel lang naar iets op zoek bent en dan vind je het eindelijk, maakt het je
gelukkiger dan wanneer je het onmiddellijk zou hebben.
C: Je
wordt gelukkig als mensen je graag zien. Je hebt liefde nodig om gelukkig te
zijn.
J: Verlangen
naar iets, kan ook gelukkig maken. Iemand die altijd alles onmiddellijk krijgt,
is minder snel gelukkig.
L: Geluk
is volgens mij ook een soort van ervaringsniveau. Als je al veel geluk gehad
hebt in je leven en je hebt dan weer iets om gelukkig van te worden, voelt dat volgens
mij minder sterk aan dan wanneer iemand die meestal ongelukkig is, geluk heeft.
R: Je kan
niet van niets gelukkig worden. Iedereen heeft iets of iemand nodig. Moest je
bijvoorbeeld alleen zijn op de wereld en er is niets om je heen, is het
onmogelijk gelukkig te zijn.
Iemand
die geen ouders heeft, arm is en veel pech heeft, zal niet gelukkig zijn.
Iemand
die eenzaam is, is ongelukkig.
I: R, als je eenzaam bent, kan je juist wel gelukkig zijn. Je kan gelukkig zijn, want je leeft.
I: R, als je eenzaam bent, kan je juist wel gelukkig zijn. Je kan gelukkig zijn, want je leeft.
N: Je
wordt gelukkig als je iets positiefs doet; wanneer je andere mensen gelukkig
maakt.
E: Wat L
zegt is juist.
Wanneer
je bijvoorbeeld op school gepest wordt, ben je ongelukkig, maar als je dan
thuis bijvoorbeeld een leuke familie hebt, kan je je weer gelukkig voelen.
J: Gelukkig
zijn is afhankelijk van gewoontes. Hoe je iets bekijkt.
E: Als je
ongelukkig bent, kan je je zelf gelukkig maken door aan vrolijke dingen te
denken. Je kan jezelf opfleuren. Ik ben blij dat ik leef en daar alleen al voor
ben ik gelukkig.
Als
iemand veel pech,… heeft en het normaal is dat hij/zij ongelukkig is, kan die
toch kleine momentjes gelukkig zijn.
J: Als
je de hele dag bijvoorbeeld verdrietig bent, kan je jezelf opbeuren door te
lachen. Dat werkt echt. Van lachen, word je blij.
Je
moet gelukkig willen zijn, zelfs al heb je het moeilijk.
Z: J, ik
denk dat dat klopt. Je moet positief denken. Hoe je denkt, is ook belangrijk
voor hoe je je voelt.
C: Fantasie
kan je helpen gelukkig te zijn.
A: Je moet
minder goede momenten achter je kunnen laten en er niet mee blijven zitten.
Iedereen moet werken aan zijn eigen
geluk.
E: Je hebt niet iets nodig; van denken kan je ook gelukkig
worden.
Zelfs al ben je arm, je kan jezelf gelukkig maken met een
leuke gedachte.
H: Van dromen van of verlangen naar iets kan je ook gelukkig
worden.
Wij
Belgen moeten gewoon al gelukkig zijn, omdat we niet in Syrië wonen of in een
ander land waar er oorlog is.
A: Angst en een onveilig gevoel maakt ongelukkig.
H: Al kunnen zij zich ook op sommige momenten gelukkig voelen natuurlijk.
E: Kleine zaken kunnen je ook heel even gelukkig maken.
R H, als
je gelukkig wordt van verlangen naar iets en het komt niet uit, dan kan dat je
toch niet gelukkig maken? Als je beseft dat je dromen niet kunnen uitkomen, is
het toch bijna onmogelijk blij te zijn?
J: Hoop maakt gelukkig.
L: Het doet er toe welke persoon je bent om gelukkig te zijn. Iedereen heeft iets
anders dat hem/haar gelukkig maakt. Ik word bijvoorbeeld gelukkig als er piano
wordt gespeeld; iemand anders bijvoorbeeld van lekker eten. Allemaal andere manieren
om gelukkig te worden. Het hangt af van wie je bent.
E: Je
moet je ook niet laten gaan en positief denken. Van één tegenslag, bijvoorbeeld
een slechte toets, mag je niet ongelukkig worden. Je moet gewoon doorzetten.
R: E, je moet ook niet om alles gelukkig zijn. Wanneer je een slecht resultaat hebt, moet je ook soms eens boos op jezelf kunnen zijn en dan ook doorzetten natuurlijk.
Als je je inzet en je wordt er voor beloond, geeft dat wel een goed gevoel.
J: Een doel hebben, maakt gelukkig. Verlangen naar een wereldreis
bijvoorbeeld, maakt al gelukkig.
Vrij zijn maakt ook gelukkig. Als
je allemaal slechte gedachten hebt en je praat er met niemand over, dan zit je opgesloten in jezelf. Als je er dan met iemand kan over praten, maakt het vrij.
A: Mensen die van je houden, maakt meer gelukkig dan rijk zijn en
alles hebben.
C: Als je
rijk bent en alles zo maar krijgt, heb je dat gevoel dat “verlangen naar iets”
geeft, niet meer.
E: Ik word gelukkig van dit moment. Allemaal samen zitten en spreken over gelukkig zijn.
Antwoorden op de vraag: “Wat maakt jou gelukkig?”
Esmee: Andere mensen blij maken.
Malou: Paarden
Joëlle: Samen met mijn gezin naar een film
kijken
Destiny: Vriendschap
Jone: Bij mensen zijn
Zoë: Vrij
zijn
Nujan: Positieve
mensen
Charlin: Omringt
zijn door mensen die me liefde geven en die ik graag zie.
Astrid: Familie
en vrienden hebben
Ella: Dat
mensen van me houden
Heleen: Alles
Indira: Wanneer
ik me niet boos hoef te maken en niemand boos op mij is. Ook mijn ouders, omdat
ik weet dat ze van me houden.
Camille: Graffiti
Joppe: Vrede
en overeenkomst
Mauro: Vrienden
en familie
David: Een
positief en goed leven
Tijl: Dat
houd ik liever voor mezelf
Fons: Samen
met mijn gezin zijn
Robbe: Hangt
af van dag tot dag; vandaag zou dat kunnen zijn: geen pijn hebben
Lander: Piano
spelen