Zoë las onlangs haar tekst voor; we waren allen ontroerd...
Toen jij er niet meer
was door Zoë B.
We zaten in de auto, op
weg naar de kerk.
Mama wou dat er op haar
begrafenis geen treurige, verdrietige mensen zouden lopen. Ze wou een
fijn aandenken.
Dat stond in haar brief.
Ze had hem op voorhand geschreven, want ze wist dat deze dag ooit zou
komen.
Dat was ook geen wonder;
ze was ziek, ernstig ziek. Het was een soort spierziekte, waarbij ze
stilletjes aan niets meer kon bewegen.
“Papa?” vroeg
Kasper, terwijl hij zijn blond gekleurde haar in een paardenstaart
deed. “Welke, welke ziekte had ma...”, hij kreeg het woord
'mama' niet uit zijn mond. Zijn vader antwoordde niet op zijn vraag.
“Doe je gordel om, jongen.” Kasper knikte en deed zonder
iets te zeggen wat zijn vader hem vroeg.
Ik kon me het moment van
haar dood precies herinneren.
Het was in de middag;
juist na school.
Ik liep naar haar toe. De
tranen rolden over mijn wangen.
“Jongen toch; is het
weer hetzelfde? Trek het je niet aan. Wat weten zij ervan?
Jij kiest wie je wil
zijn, en als je liever een meisje bent in plaats van een jongen,
dan is dat goed.
Niemand zegt jou wat jij moet zijn.”
Ze wou me een dikke
knuffel geven en de tranen van mijn wangen vegen, maar ze kon niet.
Ze keek me aan en zuchtte:
“Lieverd,” zei ze, “ik kan dit niet meer aan. Ik wil
zo graag met jou dingen doen. Ik wil je naar school brengen. Ik wil
je plezier zien hebben; met jou gaan zwemmen, sporten, gaan winkelen
en zo veel meer.
De dokter zegt dat als
ik mijn medicijnen neem, ik nog een paar weken heb, maar ik...”
“Nee!”
onderbrak ik haar. “Mama, hou op! Je kan dit niet zeggen! Je
gaat nog veel langer leven!”
“Kasper?”
“Nee, nee, nee!”
Ik liep de kamer uit.
“Kasper wacht!” schreeuwde ze.
“Nee! Het mag niet!
Het kan niet! Je mag niet doodgaan.”
Niet veel later hoorde ik
een deur in het slot vallen.
Papa was thuis.
En toen gebeurde het... We
hoorden een harde klap en een kille gil.
Papa vloog als een dolle
de trap op, met mij achter hem aan.
We gooiden de deur open.
Mama lag met haar hoofd op de punt van de
kast. Ze was duidelijk
haar evenwicht verloren en gevallen. Er was veel bloed.
“Mama?”
“Mama?”
“Het spijt me,
Kasper. Mama is... ze is... ze is DOOD.”
“Kasper, Kasper, kom
je nog? We zijn er.”
Kasper keek zijn vader
aan: “Hu... ja, ik kom.”
Kasper bekeek de kerk
grondig.
Hij was kleurrijk en fijn
versierd, maar wat mama nadrukkelijk had gevraagd, deed niemand.
Niemand lachte. Iedereen was verdrietig en triest.
Kasper probeerde te
lachen, maar het was moeilijk.
Het leek alsof de
begrafenis eeuwig duurde. Het leek alsof zijn mama steeds meer
verdween.
“Wie gaat me nu
helpen? Wie gaat me nu troosten, wie zal mij begrijpen? Mama, je moet
terugkomen, want ik heb je nodig.”
Kasper stond op. Het was
gedaan. Mama is weg.
Er rolde een traan over
zijn wang.
“Kom jongen, we gaan.
Je weet... over een paar weken start de school weer. Je moet je goed
voorbereiden.”
EEN PAAR WEKEN LATER
“Kasper,”
fluisterde zijn vader, “opstaan. Het is al 8 uur. Straks ben je
nog te laat.” “Huuuu”, zuchtte Kasper.
“Kom je naar beneden
als je klaar bent? Ik heb je boterhammen gesmeerd en wat lekkers
gemaakt.”
“Dank je, papa. Ik
kom zo”, zei Kasper, terwijl hij uit bed stapte en zijn
kleerkast open sloeg. “Hmmm,” dacht Kasper, “wat doe
ik vandaag aan?”
Hij bekeek zijn kast, die
eigenlijk vrij leeg was. “Ach, wat maakt het ook uit.”
Kasper nam wat en liep de badkamer binnen.
Kasper nam wat en liep de badkamer binnen.
Hij legde zijn kleren op
de tafel en bekeek zichzelf in de spiegel.
Hij zag een meisje met
lang blond geverfd haar; een meisje dat precies op hem leek. “Nee,
hou op! Je bent een jongen! Zo hoor je te zijn. Je bent geen meisje;
je bent een jongen, Kasper!”
Toen kwamen de woorden van
zijn mama in hem op:
“Jij
kiest wie je bent en niemand anders; alleen jij.”
“Je hebt gelijk,
mama. Ik wil geen jongen zijn; ik wil een meisje zijn.”
Kasper liep zijn kamer
binnen en pakte een doos vol met spullen die eigenlijk voor
meisjes waren.
“Kasper, kom je nu
nog? Je zult moeten eten in de auto, hoor!” zei zijn vader, die
al bij de voordeur was gaan staan.
Kasper rende de trap af.
“Nou, wat is er met jou gebeurd? Je hebt een rok aan.”
“Papa, dit is wie ik
wil zijn en wie ik echt ben.”
“Dank je mama. Ik zal
voor altijd aan je denken en zo zal je er altijd voor me zijn.”
5 opmerkingen:
Wat een ontroerend verhaal. Ik hoop dat de tekst niet alleen aangrijpend was maar dat je mooie boodschap ook nog lang blijft hangen...Sterk. Ik ben er helemaal ondersteboven van.
Wij ook; het was een tijd heel stil in de klas.
Wie ben je? Altijd tof te weten wie reageert op de blog.
Saskia
Reactie was van Isabel, de mama van Kato. Was niet de bedoeling om anonym te reageren. Te snelle vingers...
zo ontroerend, ik moest bijna wenen!
MOOI DE FOTO OOK ZEER MOOIE TEKST ! :)
Camille
Een reactie posten